In het nederlands zouden we zeggen

Kunnen, mogen, moeten, willen, zullen of zouden: het verschil

Wanneer gebruiken we welk modale werkwoord en hoe vervoegen je deze woorden?

We nemen een stereotype sprookje. De prins wil met een meisje dansen. De meest logische vraag in die situatie is Wil je met me dansen?. Maar wat gebeurt er, als we wil vervangen door een ander werkwoord?

Willen

willen: to want
- Do you want to dance with me?
- I'm not in the mood to dance. I don't want it.

presensimperfectum
ikwilwilde, wou
jijwil, wilt
uwilt
hijwil
wij
jullie
zij
willenwilden, wouden

De vormen jij wil, wou en wouden zijn minder formeel.

Kunnen

kunnen: to can, to be able
- Can you (are you able to) dance with me?
- No, I can't.

presensimperfectum
ikkankon
jijkan, kunt
ukunt, kan
hijkan
wij
jullie
zij
kunnenkonden

Kan je? en Kun je? zijn beiden correct.

Mogen

mogen: to may, to be allowed
- Are you allowed to dance with me?
- Hi mum, a prince wants to dance with me. Do you think that's okay? - Sorry, my mother doesn't allow me to dance

presensimperfectum
ikmagmocht
jij
u
hij
wij
jullie
zij
mogenmochten

Moeten

moeten: to must, to have to, to be obliged
- Do you have to dance with me?
- Yes, I have to dance with you. It's in my contract.

presensimperfectum
ikmoetmoest
jij
u
hij
wij
ju
ik zou + infinitief we zouden + infinitief
je zou + infinitief jullie zouden + infinitief
hij zou + infinitief ze zouden + infinitief

We gebruiken de o.v.t.t. voor hypothetische situaties.

De meest gebruikelijke vorm is de 'voorwaardelijke' (of 'conditionele') constructie:

Als aan bepaalde voorwaarden (X) werd voldaan, dan zou er sprake zijn van (een hypothetische) situatie (Y).

Voor meer realistische situaties (dus minder hypothetisch), gebruiken we meestal gewoon de tegenwoordige tijd.

Tegenwoordige tijd en toekomende tijd

Hoewel we de verleden tijd van zullen (zouden) gebruiken, spreken we over hypothetische situaties in het heden of in de toekomst. Voor hypothetische situaties in het verleden gebruiken we de hypothetische verleden tijd.

Als-dan-situaties

Dat zou ik niet doen als ik jou was.
Als hij niet zo verlegen was, zou hij meer vrienden hebben.

Soms is de als-dan-structuur niet duidelijk zichtbaar:

We zouden ons maar vervelen (als we er te lang bleven)
Dat zou wel heel vreemd zijn. (als het waar is wat je zegt)

In het Nederlands zijn we flexibel in het gebruik van de werkwoordstijden in als-dan-zinnen.

Hieronder staan vier manieren om hetzelfde te zeggen en ze zijn allemaal correct!

Als ik opnieuw moest kiezen,
dan zou ik hetzelfde kiezen.
Als ik opnieuw zou moeten kiezen,
dan koos ik hetzelfde.
Als ik opnieuw zou moeten kiezen,
dan zou

Ik zal, jij zult, wij zullen: over een problematisch hulpwerkwoord

Weinig aspecten van het Nederlands zijn zo eigenaardig als de tijden. Zo gebruiken we de voltooid verleden tijd waar andere talen de onvoltooid verleden tijd zouden gebruiken – en vice versa. Ook onze hulpwerkwoorden van tijd zijn problematisch.

Werkwoorden hebben verschillende functies. Ze geven vaak een actie of een toestand aan. Soms beïnvloeden ze de betekenis van de zin. In het Portugees kun je bijvoorbeeld zeggen: “Eu gosto.” Dat betekent: “Ik vind het leuk.”

Als je wilt zeggen dat je iets leuk zou vinden, dan vervoeg je in het Portugees dat ene werkwoord: “Eu gostaria.” Wij hebben daar twee werkwoorden voor nodig (‘zou’ en ‘vinden’). Dat eerste is een hulpwerkwoord.

Hulpwerkwoord van de toekomende tijd

Een hulpwerkwoord komt alleen in combinatie met andere werkwoorden voor in zinnen. Vaak geeft het nadere invulling aan het hoofdwerkwoord. Vergelijk de zin “We gaan naar huis” bijvoorbeeld met “We willen naar huis gaan”. Het hulpwerkwoord willen in zin twee voegt betekenis toe aan het hoofdwerkwoord gaan – en daarmee aan de hele zin.

We onderscheiden hulpwerkwoorden van tijd, modaliteit, lijdende vorm en causaliteit. In die eerste categorie verandert het hulpwerkwoord de tijd van de zin. De zin “We gaan naar huis” staat in de tegenwoordige tijd, terwijl de zin “We zijn naar huis gegaan” in de voltooid verleden tijd staat. Met het hulpwerkwoord zullen zetten we een zin in de toekomende t

Betekenis 'Zeggen'

Je hebt gezocht op het woord: Zeggen.

zeg(tussenwerpsel)1woord om iets te benadrukken: mooi, zeg!1zeg·gen(zei, heeft gezegd)1mondeling uiten; = spreken, vertellen: laten we eens zeggen eurovoorlopig aannemen; zeg dat welik ben het roerend met je eens; zo gezegd, zo gedaanze deden wat er gezegd was; er waren zegge en schrijve toeschouwerswelgeteld, niet meer dan2bevelen: hij heeft hier niets te zeggen3beduiden, betekenen: dat wil zeggen …4oordelen, vinden: wat zeg jij hiervan?5schrijven; schriftelijk mededelen; = vermelden: de Bijbel zegt ergens …6bewijzen: dat zegt niets2zeg·gen(het; o)¶naar eigen zeggenzoals hij zelf beweert

Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?

Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.

Gratis proberen

  • Ik zou wat meer moeten bewegen.
  • Als ik rijk was, zou ik een zeilboot kopen.

Dat zijn zinnen met de conditionalis of voorwaardelijke wijs. Je vormt de voorwaardelijke wijs met het werkwoord ‘zou/zouden’.

Vorming

  • enkelvoud:
    • ik zou
    • jij/u zou
    • hij/zij/het zou
  • meervoud:
    • wij zouden
    • jullie zouden
    • zij zouden

Gebruik

  1. met de constructie als → dan
    • Als ik de lotto won, dan zou ik dat aan niemand zeggen.
      • →Je kan de zin ook zonder het woord ‘dan’ vormen: Als ik de lotto won, zou ik dat aan niemand zeggen.
  2. als je normen, wensen, plannen of verwachtingen uitdrukt:
    • Je zou beter op tijd naar bed gaan!
    • Ik zou meer fruit moeten eten.
  3. met beleefde, voorzichtige vragen of suggesties:
    • Zou je me kunnen helpen, alsjeblieft?
    • Zou u niet beter naar huis gaan als u ziek bent?
  4. om een onzekerheid uit te drukken met een vraag
    • Zou ze al thuis zijn?
    • Zou hij dat wel goed verstaan?

Opgelet: dubbele infinitief

De conditionalis wordt dikwijls gebruikt in combinatie met de modale werkwoorden moeten of willen. Dan krijg je een dubbele infinitief.

  • We zouden beter moeten samenwerken.
  • Ik zou meer tijd voor jou willen hebben.

Opgelet: conditionalis in het verleden

Je kan de conditionalis ook gebruiken om een &#;fictief scenario&#; in het verleden te beschrijven. Dan vorm je de conditionalis met zouden + de vtt of perfectum.

  • Dat zou ik veel beter gedaan hebben.
  • Zonder dat lawaai, zou ik langer gebleven zijn.

In de